Er was eens een krokodil met een heel bijzondere naam. Hij heette krobloemkodil. Dat was omdat krobloemkodil, vanaf het moment dat hij uit zijn ei was gekropen, het liefst bloemkool at. Hoe vaak zijn vader en moeder ook vlees voor zijn neus zetten, hij wilde alleen bloemkool. Niet eens met een papje, want papjes vond hij vies. Trouwens, heb jij weleens een papje in het water proberen te eten? Ik bedoel maar.
Nu was het zo dat krobloemkodil werd gepest. ‘Pas maar op dat je niet wordt aangevallen door een broccoli als je op jacht gaat naar een bloemkool’, zeiden de andere krokodillen. Of ze zeiden: ‘Probeer eens wat wortelen, misschien word je dan oranje.’ Krobloemkodil kroop dan verdrietig uit het water, maar zijn verdriet duurde nooit lang. Op het land had hij namelijk een vriend, zijn enige vriend, maar wel een goede. Het was de nachtegaal. Dat kwam zo. Op een dag was krobloemkodil lekker op een bloemkoolroosje aan het kauwen, toen nachtegaal uit de lucht kwam vallen en op de rug van krobloemkodil viel. Nachtegaal was juist ontsnapt aan een roofvogel, maar was zo moe dat hij niet meer kon. De roofvogel kwam alsnog tevoorschijn, maar was niet opgewassen tegen de enorme bek van krobloemkodil. Als dank gaf de nachtegaal een mooi fluitconcert aan krobloemkodil. Sindsdien waren ze de beste vrienden en luisterde krobloemkodil naar de mooiste melodieën als hij op een bloemkoolroosje knaagde.
Op een dag werd er een nieuw nestje met krokodillen geboren. Ze waren allemaal gezond uit hun ei gekropen en zwommen lekker veilig bij hun vader en moeder, tot het moment dat moeder riep: ‘Er is er eentje verdwenen. Ik ben mijn kleintje kwijt.’ Iedereen was in rep en roer en begon meteen te zoeken. Behalve krobloemkodil. Tegen hem zeiden ze: ‘Ga jij maar naar je bloemkolen. Hier hebben we niets aan je.’
Verdrietig dat hij niet mee mocht zoeken, kroop krobloemkodil uit het water en waggelde naar het bloemkoolveldje. Hij hoopte dat nachtegaal daar was. Het bleef stil. Geen gezang, geen praatje, helemaal niets. Krobloemkodil had geen honger en viel in een diepe slaap.
Uren later hoorde hij gezang in zijn oor. Hij ontwaakte en zag dat nachtegaal naast hem zat. Zijn gezang klonk niet als altijd heel mooi, maar eerder opgewonden. Krobloemkodil vroeg de nachtegaal wat er aan de hand was. Nachtegaal kon in zijn opgewondenheid alleen met zijn gezang duidelijk maken dat krobloemkodil mee moest.
Krobloemkodil werd door het wortelveldje en het veldje met tomaten en preien geleid naar het allerlaatste groenteveldje. Dat was het veldje met broccoli. Daar zag hij een klein krokodilletje liggen. Hij sliep tevreden en om hem heen lagen afgekloven broccoliroosjes.
Krobloemkodil tilde het slapende krokodilletje op en zette het op zijn rug. Hij bracht het krokodilletje naar zijn vader en moeder. Je kunt je voorstellen dat iedereen reuzeblij was dat het krokodilletje weer terug was. Iedereen sloeg krobloemkodil op zijn schouders en voor het eerst was iedereen blij om krobloemkodil te zien.
Vanaf dat moment gebeurde er nog iets bijzonders. Nu er twee krokodillen waren die liever groente aten in plaats van vlees, was het lang zo gek niet meer. Vanaf nu werd geen enkele krokodil meer gepest. En jij mag raden hoe de krokodil die alleen maar broccoli at, vanaf dat moment genoemd werd.