Huispiet en de verdwenen staf

 

Sinterklaas wreef over zijn voorhoofd. Hij begon moe te worden. Hij had al zoveel verlanglijstjes bekeken, dat het hem begon te duizelen. Wilde Miriam nou die babypop of was het Nora? Het had nu geen zin om door te gaan. Door de drukte was hij zelfs even kwijt welke dag het was. Sinterklaas besloot om een ommetje te maken. Hij sloeg zijn buitenmantel om zijn schouders en greep automatisch naar zijn staf. Hij keek nog eens goed. Zijn hand was leeg. Er stond geen staf. Dat is gek, dacht Sinterklaas, ik weet zeker dat ik hem daar vanochtend nog had neergezet.

Hij liep zijn kamer uit en keek van links naar rechts.
“Zoekt u iets, Sinterklaas?”
“Jazeker, huispiet. Ik wilde naar buiten om een stukje te lopen, maar mijn staf is kwijt. Hij stond naast de open haard in mijn werkkamer, waar hij altijd staat, maar nu is mijn staf dus verdwenen. En je weet: als Sinterklaas ga je nooit zonder staf de deur uit.”
“Goh, wat vreemd. Zal ik even kijken?”
“Fijn huispiet. Ik kijk zelf ook nog even rond, want zonder mijn staf kan ik vanavond het dak niet op.” Terwijl Sinterklaas richting de pakjeskamer liep, keek de huispiet nog even rond in de werkkamer van de Sint.
Hij keek eerst op de plek waar de staf hoorde te staan. “Nee, niet inderdaad”, mompelde hij. Hij zag wel een briefje liggen. Je kan merken dat Sinterklaas moe is, dacht Huispiet. Hij laat zelfs lijstjes slingeren. Huispiet raapte het op en zonder te kijken wat erop stond, stopte hij het in het grote boek van Sinterklaas. Hij keek nog onder het bureau, achter het gordijn en in de kledingkast. Niets. “Ik zoek dit tot op de bodem uit”, zei de huispiet vastberaden. Hij maakte een vuist en sloeg daarmee in zijn vlakke hand.

Hij liep als eerste naar de stafpiet. Als iemand moet weten waar de staf van Sinterklaas is gebleven, is hij het wel, dacht de huispiet. Hij klopte aan en wachtte op antwoord. Hij klopte nog een keer en toen hij niets hoorde, deed hij voorzichtig de deur open. Er was geen piet te bekennen. Huispiet liep naar binnen en zag allerlei poetsspullen, doekjes en sopjes. “Ongetwijfeld om de staf tiptop in orde te houden”, mompelde Huispiet, “maar dan moet ‘ie er wel zijn.”

Als de staf hier niet is, dan kan dat ding overal zijn, dacht huispiet. Hij haalde de rest van de dag het hele pietenhuis overhoop om de staf te vinden. Op de slaapkamer van de pieten was hij al drie keer geweest. De pieten die vannacht het dak op gingen en nu lagen te slapen, mopperden elke keer als de huispiet binnenkwam. “Nog één keer en je kan vanavond zelf het dak op”, had een van de pieten gezegd en had zich toen weer omgedraaid om verder te slapen.

De paardenpiet wist ook van niets en in de bakkerij had de huispiet wel een staf gezien. Een heleboel zelfs, maar die waren allemaal van marsepein.

Hij keek naar buiten en begon een beetje ongerust te worden. Het werd langzaam donker. Het zou niet lang duren voordat de pieten wakker werden gemaakt om te eten en de zakken te vullen met cadeautjes en snoepgoed. De paardenpiet zou Amerigo klaar hebben staan en Sinterklaas zou zijn nachtmantel omhebben. Maar zonder staf ging het hele feest niet door. Dan zou geen van de kinderen morgenochtend een cadeautje, pepernoten of een chocoladeletter in hun schoen vinden. Huispiet zag al voor zich hoe hij in het sinterklaasjournaal mocht komen uitleggen dat niemand iets had gekregen.

“Wacht”, riep Huispiet hardop. Tegelijk stak hij zijn vinger in de lucht alsof hij een heel goed idee had verzonnen.
“Waarop?” vroeg de Sint, die zijn hoofd om de deur van zijn werkkamer stak.
“Eh, nee, niets hoor Sinterklaas. Ik bedacht me net iets. Geen zorgen. Alles komt goed.”
“Dat weet ik toch, Huispiet. Nou, dag hoor.”
“Ja, ja, dag hoor Sinterklaas.”

Sinterklaas sloot de deur weer achter zich. Huispiet dacht, er is vast nog wel een staffenmaker open. Dan koop ik gewoon een nieuwe voor Sinterklaas. Hij merkt het verschil vast niet en dan krijgen alle kinderen gewoon nog hun cadeautje. Hij keek op zijn horloge. “Half vijf”, mompelde hij, “voldoende tijd voor het avondeten.” Hij zette zijn pietenmuts op en vloog naar buiten.

Als eerste klopte hij aan bij de smid in het dorp. “Ik kan een hoop, maar een sinterklaasstaf heb ik nog nooit gemaakt”, had smid gezegd. “Ik kan je wel helpen aan een paar hoefijzers voor het paard, misschien heb je daar iets aan?”
“Nee, natuurlijk niet”, mopperde Huispiet, “als ik die nodig had, dan vraag ik toch niet naar een staf. Of wel soms?”

In dit dorp ga ik het niet vinden, dacht de huispiet. Hij klom op het dak van het eerstvolgende huis. Hij sprong van dak naar dak en in een mum van tijd was hij waar hij zijn wilde. Hij stond voor de verlichte etalages van een groot warenhuis. Op de gevel stond: Hier hebben we alles en nog meer… “Dat is precies wat ik hebben moet”, zei Huispiet in zichzelf.

Eenmaal binnen vroeg hij aan een winkelbediende waar hij een sinterklaasstaf kon kopen. “Tja”, zei de winkelbediende en krabde eens op haar hoofd, “ik denk dat u het beste bij de deftige verkleedkleding kunt kijken.” Ze wees naar boven. De hoofdpiet zag dat het warenhuis wel zeven verdiepingen had en hij moest uitgerekend op de hoogste zijn. Hij keek nog eens op zijn horloge. Halfzes wees het aan. “Nog een half uur voordat we gaan eten en nog anderhalf uur voordat we de daken opgaan”, zei hij tegen zichzelf. Hij begon het een beetje warm te krijgen van de zenuwen.

Huispiet zocht tussen de verkleedpakken. Cowboypakken, verpleegsterspakjes, indianenpakken, pakken voor treinconducteurs, piloten en slagers. “Ze hebben echt alles, behalve… o, wacht, kijk, daar”, zei Huispiet ineens blij. Verderop zag hij iets hangen dat wel een beetje op zijn eigen kleding leek. “O, en kijk daar, sinterklaaskleding. Zeker voor mensen die met carnaval als een sinterklaas verkleed willen gaan.” Hij zocht tussen de spullen en zag mijters, tabberts, schoenen, en… “Aha, wat hebben we hier.” Huispiet zag eindelijk een sinterklaasstaf staan. Hij liep erop af, pakte de staf en wilde naar de kassa lopen. De staf wilde niet mee. Huispiet trok er nog eens aan. Hij keek om en zag dat er nog een hand aan de staf vastzat, maar die was niet van hem.

“Hé, ik zag de staf als eerste”, zei Huispiet.
“Kan wel zijn, maar het is mijn staf.”
Huispiet kon niet zien wie het was, want die ander stond verscholen tussen de pietenkleding. Alleen zijn hand kwam tussen de kleding door en precies die hand had de staf stevig vast.
“Ik heb hem nodig voor Sinterklaas”, zei de huispiet nu een beetje boos.
“Ik ook”, klonk het uit het kledingrek.
Ik ken die stem, dacht Huispiet, maar van wie is ‘ie? Als ik nou extra hard trek, moet de stem en wie erbij hoort er wel uitkomen.
De huispiet pakte de staf met twee handen vast en begon te trekken.
“Hé, wat doe je”, hoorde hij. “Stop hiermee, straks val ik nog.”
Mooi, dacht huispiet, en hij trok nog iets harder. Opeens viel hij achteruit en viel op zijn billen. Bovenop hem lag een andere piet en naast hen lag de staf van Sinterklaas.
“Hè, stafpiet. Wat doe jij hier?”
“Dat kan ik ook aan jou vragen? En als ik dan toch aan het vragen ben: waarom sta jij aan de staf van Sinterklaas te trekken?”
“Nou, Sinterklaas was zijn staf kwijt en ik dacht, ik koop een nieuwe. En jij dan?”
“Kwijt? Kwijt? Hoezo kwijt? Ik ben de stafpiet en in al die jaren ben ik de staf nog nooit kwijtgeraakt.”
“Wat doe je hier dan helemaal met die staf?”
“Ik moest een nieuw poetsmiddel en om zeker te weten dat ik de juiste zou kopen, heb ik de staf meegenomen.”
“Ja, maar wat doe je hier dan? Tussen de sinterklaas- en pietenkleding?”
“Op mijn pietenmuts zaten vlekken die zelfs jij er niet meer uitkreeg. Ik wilde een nieuwe en was hier toch in de buurt. Vanwege dat poetsmiddel, weet je nog?”
“Had je geen briefje kunnen achterlaten of zo?”
“Dat héb ik gedaan. Bij de staf lag het.”
Er ging Huispiet iets dagen. Zou dat het briefje zijn geweest dat hij opraapte en in het boek van Sinterklaas had gestopt? Hij kreeg het warm en begon te zweten. “Eh, nou ja, goed dan, laten we maar snel teruggaan.”

Sinterklaas was heel blij dat hij zijn staf weer terug had. “Ik wist wel dat het goed zou komen”, zei hij.
“Hoe weet u dat toch altijd?” vroeg de stafpiet.
“Ach, weet je, soms kom je onverwacht een aanwijzing tegen” en hij hield een briefje omhoog. “Of niet huispiet? Nou, dag hoor” en de Sint liep fluitend met zijn staf zijn werkkamer in.

© Marcel Heunks, 2017

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *