Drumstel

Rocksint

Van achter de deur klonk een hels kabaal. Hoofdpiet klopte, maar door het lawaai hoorde hij zijn eigen klopjes niet eens. Hij probeerde het nog een keer. Met twee vuisten tegelijk bonsde hij zo hard als hij kon op de deur. Het was zelfs zo hard dat de deur rammelde, maar het lawaai stopte niet.

Hoofdpiet besloot dan maar gewoon naar binnen te gaan. Hij wist dat Sinterklaas er echt niet van hield dat je zonder kloppen binnenkwam, maar ja, het moest wel op deze manier.

Zachtjes duwde Hoofdpiet de deurklink naar beneden en duwde langzaam de deur open. Het lawaai werd zo mogelijk nog erger. Met beide handen op zijn oren duwde Hoofpiet de deur met een van zijn voeten helemaal open en stapte voorzichtig naar binnen.

Sinterklaas had zijn mijter ingewisseld voor rood-met-gele cap die hij ook nog eens achterstevoren had opgezet. Hij had een grote donkere zonnebril op en in beide handen had hij een stok. Daarmee ramde hij op het drumstel dat voor hem stond alsof hij op dekens sloeg waar het laatste restje stof ook nog uit moest. Naast Sinterklaas stond Muziekpiet goedkeurend te knikken.

Eindelijk zag de Sint zijn hoofdpiet staan. Direct stopte hij met drummen. Van de inspanning was zijn zonnebril van zijn neus gegleden. Met zijn wijsvinger duwde de Sint de bril weer op zijn plek.

“Eindelijk,” verzuchtte Hoofdpiet en hij haalde zijn handen van zijn oren.

“Klonk lekker toch, Hoofdpiet?” vroeg Sinterklaas enthousiast. Ondertussen zette hij zijn zonnebril weer recht op zijn neus.

“Eh, ja hoor,” loog Hoofdpiet. Hij vond er helemaal niets aan en vond ook dat Sinterklaas veel belangrijker dingen aan zijn hoofd had dan een potje drummen. Over twee dagen zouden ze vertrekken naar Nederland, maar het leek alsof de Sint daar nog helemaal niet mee bezig was. Alles kwam natuurlijk weer op hem neer. Hij moest de kastanjes weer uit het vuur halen. Die stomme muziekpiet ook. Als hij Sinterklaas niet had aangeraden af en toe lekker te drummen om de vermoeidheid eruit te slaan, dan was er nu helemaal niets aan de hand geweest.

“Hm, hm,” kuchte Sinterklaas.

“O ja. Ja, natuurlijk.” Hoofdpiet ontwaakte uit zijn gedachten. “Nou, eh, weet u Sint. Over twee dagen vertrekken we al naar Nederland.”

“Jazeker, dat weet ik toch. Kom je me nu iets vertellen wat ik al weet?”

“Nee, nee, maar weet u, ik maak me wat zorgen. Het lijkt alsof u, hoe zal ik het zeggen, tja, laat ik maar zeggen hoe het is. Het is dus alsof u meer met drummen bezig bent, dan met de kinderen in Nederland.”

Langzaam legde de Sint zijn drumstokjes op een van de trommels en liet zijn zonnebril een beetje zakken. Streng keek hij over de donkere brillenglazen Hoofdpiet aan.

Hoofdpiet slikte.

De Sint barstte in lachen uit. “Tjonge, wat keek jij als een bang vogeltje,” mijn beste Hoofdpiet.

Hoofdpiet lachte schaapachtig mee.

“Natuurlijk weet ik dat we naar Nederland gaan. Je weet toch dat altijd alles goedkomt?”

Hoofdpiet knikte even. Hij durfde niet te zeggen dat hij zich afvroeg of dat deze keer ook zo zou zijn.

“Nou dan. Kom Hoofdpiet, blijf nog even, dan kun je genieten van de drumsolo die ik vandaag heb geoefend.”

“Nou, eh, als u het niet erg vindt.” Met dat de hoofdpiet dit zei, schuifelde hij achteruit naar de deur. Zodra hij buiten was, sloot hij de deur en hij hoorde nog net dat Muziekpiet de Sint wat aanwijzingen gaf voordat het geweld weer losging.

“Dit kan echt niet,” beklaagde Hoofdpiet zich tegen enkele andere pieten. “Sintje zit lekker te trommelen en ik moet er maar voor zorgen dat meneer straks op de boot weer die lieve Sinterklaas kan uithangen.”

De pieten knikten instemmend. Er ontstond gefluister.

Hoofdpiet stak zijn hand omhoog. Het werd weer stil. Hij boog zich naar de pieten toe. Hij begon te fluisteren. De pieten fluisterden allemaal “ja, ja, ja” terug en in tien minuten was het plan gesmeed.

De volgende dag was Hoofdpiet in een opperbest humeur. Het plan was diezelfde nacht al uitgevoerd en nu zou niets ze meer in de weg staan om op tijd te vertrekken. Vrolijk liep hij naar het koffieapparaat. Zwart met suiker, zijn favoriete koffie. Hij haalde de mok met dampende koffie onder het apparaat vandaan toen hij achter zich een bekende stem hoorde.

“Goedemorgen Hoofdpiet.”

“Goedemorgen Sinterklaas. Hebt u lekker geslapen? Ik wel. Een beetje kort, maar wel goed moet ik eerlijk zeggen.”

“Ja, ja, bespaar me je praatjes. Ik wil weten waar Muziekpiet is. Mijn laatste stuk zit er nog niet helemaal in en ik wil dat onder de knie hebben voordat ik in Nederland ben. Ik heb de burgemeester beloofd dat ik voor hem zou drummen. Maar ja, ik kan natuurlijk geen modderfiguur slaan.”

Hoofdpiet verslikte zich zowat in zijn koffie. Potdikkie, dacht hij, dat wist ik niet. “Nou, nee,” stamelde hij, “ik weet ook niet waar hij is.”

“Ach, hij zal wel weer boven water komen.” De Sint draaide zich om. “Nou, dag hoor,” zei hij en hij liep weg.

Wat nu als Sinterklaas erachter komt dat we de muziekpiet vannacht op de trein naar Nederland hebben gezet? dacht Hoofdpiet verschrikt. Ze hadden Muziekpiet met een smoesje naar het station gelokt en hem daar op de speciale cadeautjestrein, die elk jaar rijdt met alle cadeautjes die niet op de boot passen, tussen de pakjes gestopt, de wagon gesloten en gewacht totdat ze zeker wisten dat de trein was vertrokken. Waarschijnlijk rijdt de trein met daarin muziekpiet nu ergens in Frankrijk. Voorlopig zien we die niet meer, dacht hij vannacht nog opgetogen, maar nu was die blijheid als sneeuw voor de zon verdwenen.

“Wat zit er in die grote kisten,” vroeg de hoofdpiet aan de Sint, terwijl ze op de dag van vertrek Pakjesboot 12 gereed maakten.

“Mijn drumstel,” zei Sinterklaas droogjes.

Hoofdpiet moest weer aan muziekpiet denken. Hadden ze er wel goed aan gedaan? “Maar kunt u wel oefenen, nu muziekpiet er niet is,” vroeg de hoofdpiet met een droge mond.

“Maak je daar maar geen zorgen over hoor.” Sinterklaas keek Hoofdpiet doordringend aan. “Ga jij nu maar aan het werk, dan ontferm ik me wel over mijn drumstel en muziekpiet.”

Hoofdpiet haalde zijn schouders op en liep weg. Hij keek nog even over zijn schouder en zag dat het nu de beurt aan de Sint was om vrolijk te zijn. Hij vroeg zich af hoe dat kon. Muziekpiet was misschien al in Nederland, maar dat wist de Sint helemaal niet.

“Whaaaah.” Hoofdpiet zag ineens van schrik rechtop in zijn bed. Waar kwam dat enorme kabaal vandaan, midden op zee? Hij was niet de enige die er wakker van was geworden. Sommige pieten keken elkaar geschrokken aan en andere hielden hun handen op hun oren. Hoofdpiet maande iedereen tot kalmte en beloofde dit tot op de bodem uit te zoeken.

Hij liep over het dek in de richting van het geluid. Het leek uit de hut van Sinterklaas te komen. Het kabaal stopte even. Snel legde hij zijn oor tegen de deur. Hij hoorde gesmoord het geluid van een pratende Sint. Tegen wie zou hij het hebben? Hij had net nog rond gekeken en behalve de piet die achter het rad stond, was iedereen in de slaaphut.

Voorzichtig opende Hoofdpiet de deur. Hij keek op de rug van de Sint en nu hoorde hij hem duidelijk praten.

“Dus je vindt die drumpartij in het tweede gedeelte nog niet strak genoeg? Hmmm, ik begrijp het.”

Tegen wie had hij het nou? Hij zag helemaal niemand in die hut, behalve de Sint. Was Sinterklaas gek geworden. Had hij op zijn eigen hoofd gedrumd in plaats van op het drumstel?

“Wat zeg je? Staat er iemand in de deuropening?”

Hoofdpiet kreeg het koud en warm tegelijk. Wat was hier aan de hand? Tovenarij? Dat kan toch niet? Hij wilde net de deur sluiten en stiekem wegsluipen.

“Ho, ho,” hoorde de Hoofdpiet en hij verstijfde. Hij zag Sinterklaas zich langzaam omdraaien. “Hallo Hoofdpiet,” zei Sinterklaas streng en geamuseerd tegelijk. “Kom je kijken hoe Muziekpiet mij de laatste aanwijzingen geeft?”

“Maar, maar, dat kan niet. Ik bedoel, hij is er niet. Hij zit op de trein en…” Hij sloeg zijn hand voor zijn mond, maar wist dat hij te laat was.

“Daar hebben we het nog wel over. Kom eerst maar eens kijken. En luisteren.”

Langzaam liep Hoofdpiet naar de Sint en zijn drumstel toe. “Ik zie nog steeds geen muziekpiet.”

“Kijk maar een goed naar dat kastje, recht voor mij.” De Sint wees naar de plek die hij bedoelde.

Hoofdpiet keek eens goed en zag in een schermpje dat muziekpiet zwaaide. Hij keek weer naar de Sint.

“Handig toch, bellen met beeld op zo’n… kom, hoe noem je dat ook alweer?”

“Een smartphone,” hoorde de Sint en Hoofdpiet van het schermpje.

“Ja, precies,” beaamde Sinterklaas. Met die moderne fratsen maakt het niet meer uit waar je bent, hè Hoofdpiet? Of het nu Spanje, Nederland, of zelfs de trein is.”

“Eh, ja, ik denk van niet inderdaad,” zei Hoofdpiet bedremmeld.

“Als jij er nou eens gezellig bij blijft zolang ik oefen,” zei Sinterklaas tegen de hoofdpiet. “Je bent nu toch al wakker.”

De hoofdpiet durfde niets te zeggen, maar hij hoopte dat de batterij van de smartphone heel snel leeg zou zijn.

© Marcel Heunks, 2019

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *