Pieten en piraten

Stuurmanpiet tuurde met zijn verrekijker de grote oceaan over of hij al een glimp van Nederland kon zien. Hij ging met zijn verrekijker van links naar rechts en weer terug. ‘Hmmm,’ mompelde hij, ‘ik zie nog niets. Het duurt dit jaar wel erg lang.’ Ineens voelde hij iemand op zijn rug tikken.

‘Whaaah. Waarom doe je dat nou?’ Boos draaide hij zich om, zodat hij kon zien wie hem zo had laten schrikken.

‘Hallo, beste Stuurmanpiet.’

Stuurmanpiet keek recht in de vriendelijke ogen van Sinterklaas. ‘O, eh, sorry Sinterklaas, ik had u niet gezien.’

‘Nee, dat heb ik gemerkt,’ zei Sinterklaas lachend. ‘Hoe staan de zaken ervoor? Schieten we al lekker op? Overmorgen moeten we er zijn, maar deze keer gaat Pakjesboot 12 langzamer dan andere jaren, want op een of andere manier hebben we of meer pakjes of meer pepernoten. Misschien wel allebei.’

‘Ja, nee, daar maak ik me dus ook zorgen over Sinterklaas. Volgens de pieten in de machinekamer hebben we genoeg brandstof en vaart onze boot op maximaal vermogen, en toch vraag ik mij af of we het gaan redden.’

‘Ach, het komt vast wel goed,’ zei Sinterklaas. ‘Wat is het trouwens heerlijk stil hier op zee. Vind je ook niet Stuurmanpiet? Ik hoor zelfs de motor van de boot niet eens.’

Stuurmanpiet haalde adem om iets te zeggen. Op dat moment kwam de Machinepiet heel hard aangelopen. ‘Sinterklaas, Sinterklaas,’ hijgde de piet. ‘Sinterklaas, de motor is ermee opgehouden. Niets, nada, noppes. Hij doet het niet meer. Het gaat me dagen kosten om deze te repareren.’

‘Dat is niet zo mooi, Machinepiet,’ zei Sinterklaas. ‘Hoe moet dat nou?’ Hij draaide zich naar Stuurmanpiet. ‘Zeg Stuurmanpiet, kun jij kijken of we al bij de kust in de buurt zijn? Dan zou een sleepboot hier op tijd kunnen zijn.’

Stuurmanpiet pakte zijn verrekijker en tuurde in de richting die ze op voeren.’

‘Ik zie nog helemaal geen land en het enige wat we tegenkomen zijn een paar meeuwen. Of een piratenschip,’ mompelde hij. ‘Een piratenschip?’ schreeuwde hij nu.

Sinterklaas nam de verrekijker over en zag wat zijn piet zag. In de verte was duidelijk een groot en ouderwets zeilschip te zien. De zeilen waren allemaal gehesen en het schip kwam met grote snelheid hun kant op. Bovenin de nok van het schip wapperde een zwarte vlag.

Stuurmanpiet kreeg het koud en warm tegelijk. Hij begon zenuwachtig heen en weer te lopen. ‘Sinterklaas,’ zei hij paniekerig, ‘dit is een regelrechte ramp. Als die piraten al onze cadeautjes en pepernoten meenemen, dan komen we straks met een lege boot aan in Nederland. Ik moet er niet aan denken hoe verdrietig al die kinderen zullen zijn als we moeten zeggen dat er dit jaar echt geen cadeautjes uitgedeeld kunnen worden.’

‘Nou, Stuurmanpiet, voorlopig komen we helemaal nergens aan. Maar dat zal wel goedkomen, zoals altijd. Ik ga even alles op een rijtje zetten. Nou, dag hoor.’

Stuurmanpiet en Machinepiet keken elkaar verbaasd aan.

‘Meent hij dat nou echt?’ vroeg Stuurmanpiet. ‘De boot ligt stil, de machine is kapot, er komt een piratenschip op ons af en Nederland is verder weg dan ooit, en het enige wat Sinterklaas zegt is dat hij alles even op een rijtje gaat zetten?’

‘Tja,’ zei Machinepiet vertwijfeld, ‘wat moeten we nu?’

Stuurmanpiet zette maar weer eens zijn verrekijker voor zijn ogen. Toen het piratenschip al niet eens meer in het venster van zijn verrekijker paste, bedacht hij zich iets. ‘We moeten Hoofdpiet spreken,’ zei hij tegen Machinepiet. ‘We moeten het als altijd weer helemaal zelf oplossen.’ Hij zuchtte. ‘We hebben geen tijd te verliezen, want die piraten komen met de seconde dichterbij.’

Hoofdpiet was direct in alle staten en riep iedereen die niet met iets belangrijks bezig was bijeen in het pakjesruim. Omdat het zo vol lag met cadeautjes, zaten sommige pieten op een stapel chocoladeletters en andere gebruikten de zakken met pepernoten als een luie zitzak.

‘Beste Pieten,’ begon de hoofdpiet plechtig. Dat deed hij altijd als hij iets belangrijks ging vertellen. Hij stak dan ook zijn kin een beetje in de lucht. ‘We hebben een groot probleem. Twee eigenlijk. De machine is kapot en we worden aangevallen door een stel piraten. Dat moeten we natuurlijk voorkomen. We moeten de cadeautjes van de kinderen en al het lekkers dat we aan boord hebben met hand en tand verdedigen.’

‘Betekent dat dat we die piraten moeten slaan en bijten?’ vroeg de grapjespiet. Zoals altijd lachte hij om zijn eigen grapjes en meestal als enige.

De hoofdpiet zuchtte. ‘Nee hoor, natuurlijk gaan we niet vechten. Wat voor voorbeeld zijn we dan voor al die kinderen? Vechtende pieten, ik zie het al voor me. Geen sprake van. Daar beginnen we niet aan.’

‘Maar wat doen we dan wel?’ vroeg Huispiet.

‘Nou, dat zal ik je eens vertellen. We gaan eh… Nou eh… Ik bedoel eh…’

‘Dat dacht ik dus al,’ zuchtte Huispiet. ‘Grote mond, maar geen plan.’ Hij rolde met zijn ogen.

‘Ik heb wel een idee,’ zei Pepernotenpiet, ‘en daar kan ik Machinepiet goed bij gebruiken.’

‘Fijn,’ zei Huispiet. ‘Stuurmanpiet, als jij bovendeks nog even gaat kijken hoe de vlag ervoor staat, dan kan Pepernotenpiet intussen zijn verhaal vertellen.’

Stuurmanpiet sprintte naar boven en Pepernotenpiet wenkte iedereen. Alle pieten kwamen in een dichte cirkel om hem heen staan. Hij vertelde zijn plan. Iets met stofzuigers en pepernoten. Iedereen knikte instemmend. Uiteindelijk waren ze eruit wat ze precies gingen doen en ze hadden haast. De stuurmanpiet kwam zojuist terug en vertelde dat hij het piratenschip nu al met het blote oog kon zien.

‘Zijn dat ogen zonder trui en broek aan?’ En weer lachte Grapjespiet in zijn eentje om zijn eigen grap.

‘Goed, goed, allemaal aan het werk nu,’ riep hoofdpiet. Hij was weer in zijn element nu hij over iedereen de baas kon spelen.

Pepernotenpiet nam een paar pieten mee en Machinepiet nam ook een paar pieten mee. Na een halfuurtje werden grote zakken met pepernoten naar het dek gesleept. Intussen was Machinepiet ook klaar. Ze stonden aan de railing klaar om de piraten een warm welkom te geven.

‘Zo,’ zei Hoofdpiet. ‘Laat ze nu maar komen.’

Dat hoefde hij geen twee keer te zeggen, want inmiddels was het piratenschip zo dichtbij dat het langszij kwam bij Pakjesboot 12. ‘Nu allemaal klaar staan,’ zei Hoofpiet, ‘dan zullen we wat beleven zeg. Wacht op mijn teken.’

Hoofdpiet hief zijn hand in de lucht en wachtte even. Na een paar seconden gaf hij het teken. Met grote snelheid zwaaide hij zijn arm omlaag en tegelijk riep hij ‘Nu!’

Een aantal pieten tilden een stofzuiger op. Machinepiet had aan de stofzuigmotoren gesleuteld, zodat ze nu geen pepernoten opzogen, maar uitspuugden.

Andere pieten drukten de stofzuigers aan en een regen van pepernoten daalde neer op het piratenschip. De piraten begonnen direct de pepernoten op te rapen en op te eten.

‘Ja, maar dat is de bedoeling niet,’ riep Hoofdpiet. ‘Jullie moeten schrikken en wegvaren.’

‘Zeg Hoofdpiet,’ hoorde hij vlak achter zich. Hij draaide zich geschrokken om en zag Sinterklaas. Deze keek niet blij. ‘Wat moet dit voorstellen?’

Hoofdpiet legde het hele verhaal uit en Sinterklaas begon er hartelijk om te lachen. ‘Nou, zullen we die piraten eerst maar eens aan boord laten?’

Hoofdpiet keek Sinterklaas verbaasd aan.

‘Nou, waar wacht je nog op? Leg die loopplank uit.’ Sinterklaas klonk een beetje ongeduldig.

Het piratenschip was van Piraat Prietpraat. Ze hadden nog nooit iets gestolen, maar het schip was al heel lang in de familie en iedereen wilde er niets aan veranderen. Ze vonden het juist veel leuker om anderen te helpen.

‘Nou,’ zei Sinterklaas. ‘Dat komt dan goed uit.’

Alle pieten keken hem verbaasd aan, maar toen Sinterklaas omhoog keek naar het piratenschip en naar de enorme zeilen staarde, begon iedereen het te begrijpen.

En zo gebeurde het voor het eerst en misschien wel voor het laatst dat Pakjesboot 12 werd voortgetrokken door een echt piratenschip en dat ze daardoor precies op tijd in Nederland aankwamen.

© Marcel Heunks, 2018

Reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *