Inpakpiet en de verdwenen ring

Inpakpiet en de verdwenen ring

 

In de inpakkamer in het pietenhuis zijn de pieten druk bezig om cadeautjes in te pakken. Nog steeds komen er cadeautjes bij, want Sinterklaas is nog lang aan het einde van zijn grote boek gekomen. “Hé inpakpiet”, zegt de hoofdpiet, “kun jij het doosje aangeven dat daar ligt. Het is gevallen.” Vlak bij de stoelpoot van de stoel waarop de inpakpiet zit, ligt inderdaad een doosje. Het is groen en het is opengesprongen. “Er hoort er een ring in. Een gouden ring met een groen steentje er bovenop”, roept hoofdpiet er achteraan. “Die zal wel onder de tafel gerold zijn.”

De inpakpiet kruipt op handen en knieën onder de tafel. Hij speurt achter elke tafelpoot en tilt zelfs de pepernoten op die onder de tafel liggen. Elke pepernoot die hij optilt, stopt hij ook gelijk maar in zijn mond. Anders worden ze toch maar vertrapt, denkt de inpakpiet bij zichzelf. “Heb je de ring nu al?”, vraagt de hoofdpiet.

Inpakpiet steekt zijn hoofd onder de tafel uit en zegt: “Iw kwan de wing niet winden.”
“Ik kan je niet verstaan”, zegt de hoofdpiet, “eet eerst je mond eens leeg. Je zou trouwens een ring zoeken, geen pepernoten.”

De inpakpiet slikt de laatste pepernoot door en zegt: “ik kan de ring niet vinden, Hoofdpiet. Hij ligt er niet.”
“Dat kan niet Inpakpiet, dat weet jij ook wel. Laat mij eens kijken.” Nu kruipt Hoofdpiet op handen en knieën onder de tafel.” Van onder de tafel roept hij: “Je hebt gelijk. De ring ligt er inderdaad niet. Wat nu?”

“Tja”, zegt Inpakpiet, “zo’n klein ding kan natuurlijk overal heen gerold zijn. Weet je wat, ik vraag aan Sinterklaas of we een nieuwe mogen kopen. Als we de oude vinden, kunnen we die nog altijd aan iemand anders geven.”
“Goed idee Inpakpiet. Als jij zo doorgaat word je nog eens hoofdpiet. Pas als ik er mee stop, natuurlijk.”
De inpakpiet glimt van trots en zegt: “Natuurlijk hoofdpiet. Alleen als jij er mee stopt.”
“Ja, ja, ga nu maar naar de Sint. We hebben nog meer te doen.”

Scheidingsteken

De inpakpiet staat voor de enorme deur die toegang geeft tot de werkkamer van de Sint. Hij legt zijn oor te luisteren tegen de deur en hij hoort het gekras van de vulpen van Sinterklaas over papier gaan. Sinterklaas houdt er niet van om gestoord te worden terwijl hij werkt, denkt de inpakpiet, maar ja, dit is een noodgeval. Hij slikt nog een keer, zucht nog eens diep en klopt op de deur.

“Binnen!”, roept Sinterklaas. Klinkt hij nu een beetje boos, denkt Inpakpiet. Nou ja, we zien wel. Voorzichtig opent hij de deur en steekt zijn hoofd door de opening. “Ah, Inpakpiet, wat leuk dat je even langskomt. Kom binnen en ga zitten.” Sinterklaas wijst op een stoel en Inpakpiet zucht van opluchting dat Sinterklaas zo aardig doet.

“Wat kan ik voor je doen, Inpakpiet?”
“Nou, eh, we, eh, ik heb een vraag aan u.”
Sinterklaas vouwt zijn handen in elkaar alsof hij gaat bidden en steunt met zijn ellebogen op zijn bureau. “Wel…”, zegt de Sint vol verwachting.
De inpakpiet haalt adem om zijn vraag te stellen, maar hij verschiet van kleur en ademt weer uit. In plaats van een vraag komt er alleen een piepgeluid uit zijn mond. Wat ziet hij daar? Om de vinger van Sinterklaas? Een gouden ring met een groen steentje er bovenop. Sinterklaas heeft altijd een rode steen. Dit moet de ring zijn die de inpakpiet en de hoofdpiet al die tijd zoeken.

“Is er iets Inpakpiet?’, vraagt Sinterklaas, “je bent ineens zo bleek.”
“Eh, nee Sinterklaas. Het gaat goed.” Ondertussen voelt Inpakpiet zich helemaal zweterig en koud en warm tegelijk. Het lijkt wel alsof hij in één keer ziek wordt. Hij wil maar een ding en dat is wegwezen om dit aan de hoofdpiet vertellen.
“Ik bedenk dat ik het antwoord al weet. Stom hè Sinterklaas. Soms ben ik ook zo vergeetachtig.”
Inpakpiet staat al op en loopt naar de deur.
“Weet je het zeker, Inpakpiet?”
“Ja hoor, Sinterklaas. Dag. Fijne dag nog.” Terwijl de inpakpiet snel door de deur glipt hoort hij Sinterklaas nog net “Dag hoor” zeggen.

“Wat moeten we nu doen?”, vraagt de hoofdpiet zich hardop af. De inpakpiet heeft net het hele verhaal verteld en staat nog een beetje na te hijgen. “Ik weet het ook niet”, antwoordt hij.
“Ja, wacht even. Als jij ooit hoofdpiet wil worden, moet je wel met iets meer komen dan ‘ik weet het niet’”.
Inpakpiet denkt heel snel na en zegt opeens: “Ik heb wel een idee. Ik wacht tot Sinterklaas slaapt en dan pak ik de ring van zijn nachtkastje.”
“Tja, ik weet niet of…”, maar de hoofdpiet krijgt niet eens de tijd om zijn zin af te maken. Inpakpiet is er al vandoor om zijn idee verder uit te werken.

Scheidingsteken

In het pietenhuis is het zo stil dat je er een muis kan horen snurken. Sinterklaas slaapt de pieten lopen op de daken. Eén piet is niet meegegaan en dat is de inpakpiet. Hij staat voor de deur van de slaapkamer van Sinterklaas. Hij luistert aan de deur en hoort Sinterklaas rustig ademhalen en lichte snurkgeluidjes maken.

Langzaam duwt hij de deur open. De deur piept een heel klein beetje. Het lijkt alsof de Sint dat hoort, want hij draait zich om in zijn slaap. Inpakpiet sluipt naar het nachtkastje van Sinterklaas. O nee, de ring ligt er niet, denkt de inpakpiet. Wat nu? O, kijk, Sinterklaas heeft de ring nog om zijn vinger. Voorzichtig steekt de inpakpiet zijn hand uit naar de ring. Hij heeft ‘m vast tussen duim en vijsvinger. Langzaam schuift hij de ring van de vinger af. Bij het vingerkootje moet de inpakpiet iets harder trekken. Net als de Sint wakker lijkt te worden, heeft inpakpiet de ring te pakken en voor de zekerheid rolt hij onder het bed van Sinterklaas.

“Is daar iemand”, hoort hij de Sint mompelen, maar even later hoort de inpakpiet weer het zachte gesnurk van de Sint.

Scheidingsteken

“Kijk, ik heb ‘m”, zegt de huispiet tegen de hoofdpiet. Triomfantelijk houdt de inpakpiet de ring vast tussen duim en wijsvinger. Hij houdt het glimmende sieraad vlak voor de neus van de hoofdpiet. Het licht van de eerste zonnestralen schijnt door de ramen naar binnen en laten de ring extra glinsteren. De hoofdpiet gaapt en wil eigenlijk naar zijn bed. Hij is net als de andere pieten net terug van een hele nacht cadeautjes rondbrengen.

Met kleine ogen van de slaap kijkt de hoofdpiet de inpakpiet aan. “Die ring is toch niet van jou? Waarom heb je ‘m van Sinterklaas gestolen?”
“Het is toch een cadeautje voor een kind? Wie heeft de ring nu gestolen? Ik of de Sint?”
“Sinterklaas zal er zijn redenen voor hebben, Inpakpiet. Dat heeft hij altijd.”
“Ja, ja, hij vond ‘m gewoon mooi en wilde de ring zelf hebben.”
“We hebben het er later wel over. Nu wil ik naar mijn bed.”
Ineens zet de hoofdpiet grote ogen op. “Zo hé, jij bent ineens wakker”, zegt de inpakpiet verbaasd. “Doe… die… ring… weg…”, fluistert hoofdpiet naar Inpakpiet.
“Waarom?”, zegt de inpakpiet nu geschrokken.
“Goedemorgen allemaal”, klinkt het achter de inpakpiet. Inpakpiet hoeft niet om te kijken om te weten dat het Sinterklaas is. “Ik hoop dat jullie vannacht een hoop cadeautjes hebben kunnen bezorgen. Ik heb in ieder geval heerlijk geslapen, maar wel gek gedroomd. Het leek alsof er iemand in mijn kamer was. Vanochtend kon ik mijn reservering trouwens niet vinden.”
Inpakpiet was verstijfd van angst. Hij hield de ring nog steeds voor de neus van de hoofdpiet en wat inpakpiet ook deed, hij kreeg zijn arm maar niet naar beneden.
Aan het geluid van de voetstappen hoort inpakpiet dat Sinterklaas dichterbij komt. Vlak achter hem komen de voetstappen tot stilstand. “Hé, dat lijkt mijn ring wel”, zegt Sinterklaas en hij pakt het uit de hand van Inpakpiet.

De inpakpiet houdt nog steeds zijn duim en wijsvinger voor de neus van de hoofdpiet. Zonder ring erin ziet dat er gek uit. Langzaam draait de inpakpiet zich om naar Sinterklaas. “Eh, goedemorgen Sinterklaas”, zegt de inpakpiet verlegen.

“Wat fijn dat je mijn reservering hebt gevonden, Inpakpiet. Sinds vanochtend ben ik ‘m kwijt, weet je. Het is namelijk zo dat mijn echte ring, je weet wel, die met de rode steen, gemaakt moet worden. Ik heb die ring achter gelaten in Spanje. Nu heb ik dus mijn reservering om, die met de groene steen.”
“Eh, ja natuurlijk Sinterklaas. Logisch”, zegt de inpakpiet.
“Waar heb je ‘m eigenlijk gevonden, Inpakpiet.”
De inpakpiet weet niet wat hij moet zeggen. Hij schaamt zich omdat hij de ring van Sinterklaas heeft afgepakt.
“Hij, eh, vond ‘m in dat doosje daar, Sinterklaas”. De hoofdpiet wijst op het doosje dat nog steeds op de inpaktafel ligt.
“Tjonge, dat doosje was ik ook al kwijt. Nou fijn dat jullie dat ook nog hebben gevonden. Nou, dag hoor.” Sinterklaas loopt naar de deur en voordat hij daar doorheen gaat, draait hij zich nog één keer om: “Oh ja, slaap lekker pietjes van me.”.

@ Marcel Heunks, 2016

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *