Sinterklaas en de geheime deur

Sinterklaas en de geheime deur

 

Eindelijk weer in Nederland. Sinterklaas zucht. Vermoeid van de lange reis die hij net achter de rug heeft, steekt hij de sleutel van het grote pietenhuis in het slot. Gelukkig is de huispiet al vooruit gereisd, dus alle bedden zijn keurig opgemaakt. Het ruikt er al heerlijk naar pepernoten en erwtensoep. Ha, erwtensoep, denkt Sinterklaas, daar heb ik wel zin in.

De kookpiet zet een groot bord soep neer voor Sinterklaas. Bij de eerste hap voelt hij iets hards in zijn mond. Hij vist het uit zijn mond en kijkt er naar. “Huispiet”, roept Sinterklaas, “ik heb hier een sleutel uit de erwtensoep gevist. Weet jij waarvan die is?” De huispiet kijkt verwonderd naar de sleutel: “Ik ken alle sleutels van alle kamers in dit pietenhuis, maar deze… heb ik nog nooit gezien.”

De volgende avond staan Sinterklaas en de huispiet in de kelder van het pietenhuis. Het enige licht dat binnenkomt, is van de deur bovenaan de trap, die openstaat. In een hoek liggen wat versleten cadeautjeszakken en her en der liggen kruimels van vertrapte pepernoten.
“We hebben alle kamers en deuren gecontroleerd. Nergens past de sleutel op en deze kelder is onze laatste kans”, zegt de Sint.
“Maar ik heb u toch al gezegd dat hier alleen een kelder is. De enige deur is die daar, bovenaan de trap.” Hij wijst naar het licht.
“O ja”, zegt de Sint geheimzinnig, “wat is dat daar dan?”
Hij wijst op een kleine houten deur. De deur zit verstopt in een hoek waar het licht bijna niet bij kan komen.
“Krijg nou wat. Ik zweer het, Sinterklaas, deze deur heb ik nog nooit gezien.”
“Nou, dat komt dan goed uit, want je had de bijpassende sleutel ook nog nooit gezien”.
Sinterklaas lacht en loopt ondertussen naar de deur toe. Hij wil de sleutel in het slot steken.
“Moet u dat nu wel doen, Sinterklaas?” De stem van de huispiet trilt een beetje.
“Ik ben toch benieuwd wat hierachter zit, beste huispiet. Wees maar niet bang, want zolang we samen zijn, is er niets aan de hand.”

De sleutel past perfect. Alsof de deur net nieuw is, draait Sinterklaas de sleutel met een vloeiende beweging in één keer rond. De deurkruk heeft een ouderwetse krul en lijkt van koper te zijn. Sinterklaas pakt de deurkruk vast en duwt deze omlaag. De huispiet gaat schuin achter de Sint staan. Hij denkt, het kan wel zijn dat de Sint het niet eng vindt, maar ik vind het wel eng.
Sinterklaas trekt de deur soepel naar zich toe. Aan de andere kant van de deur is het donker. Hij loopt door de deur en de huispiet schuifelt voorzichtig achter hem aan. Eenmaal over de drempel voelt de grond zacht aan. Het lijkt alsof ze op mos en bladeren lopen. Hun ogen wennen langzaam aan het weinige licht. Opeens zien ze lange figuren staan. Ze hebben lange armen en ze lijken wel meters hoog. Ze zeggen niets, blijven stokstijf staan, maar bewegen wel met hun armen.
Net als de huispiet rechtsomkeert wil maken, horen hij en de Sint een harde klap. De deur achter hen is dichtgevallen. De huispiet rukt de sleutel uit de handen van Sinterklaas en probeert uit alle macht de deur te openen, maar de deur blijft potdicht. Er is met geen mogelijkheid beweging in te krijgen.

Vanuit het donker horen ze een grommende stem: “Die deur blijft voorlopig dicht.”
Bij de stem hoort een klein lichtje dat steeds groter wordt. De eigenaar van de stem komt dichterbij. Sinterklaas loopt langzaam op de onbekende stem af en steekt zijn hand uit. De huispiet vraagt zich af of de Sint helemaal gek geworden is, maar de hand van Sinterklaas wordt geschud door de hand van de persoon die bij de stem en het lichtje hoort.

“Hallo, ik ben Sinterklaas.”
“Dat weet ik”, zegt de stem. “Ik ben de Wolf.”
De huispiet moet zijn best doen om niet van zijn stokje te gaan. Eerst die deur, toen die grote figuren met bewegende armen en nu een wolf. Ik trek dit niet, denkt hij.
“Welkom in het sprookjesbos.” De wolf kijkt achter de Sint en ziet de huispiet trillen op zijn benen. “Wees maar niet bang, mijn beste, ik zal je niet opeten… niet vandaag.”
“Nou, dat is een hele geruststelling”. De huispiet klinkt nu een beetje boos. “En wie zijn trouwens die lange figuren om ons heen?”
“Tja, het is natuurlijk donker. Ik hoop dat jullie niet al te zeer geschrokken zijn van al die bomen.”
De huispiet voelt zich rood worden. Maar goed dat het donker is, denkt hij.
“Laten we naar een andere plek gaan om verder te praten.” De wolf begint te lopen.
“Moeten we dat nu wel doen”, fluistert de huispiet tegen de Sint.
Nog voordat Sinterklaas kan antwoorden, zegt de wolf: “Wolven hebben een scherp gehoor, dat weet je toch uit het sprookje met Roodkapje? Jullie hebben geen andere keus. De deur blijft dicht en het bos is donker en gevaarlijk om deze tijd. Bij mij zijn jullie veilig.”

Zonder verder een woord te zeggen lopen Sinterklaas en de huispiet achter de wolf aan. Na ongeveer een halfuur, komen ze bij een kasteel.
“Dat is een mooi optrekje”, zegt Sinterklaas vrolijk tegen de wolf.
“Het is helaas niet mijn kasteel, maar u kunt dit zo meteen tegen de prinses zeggen. Zij zal u ontvangen.”

Ze staan voor twee houden deuren van ongeveer drie meter hoog. Op ooghoogte hangt aan elke deur een grote koperen ring. De wolf pakt een van de ringen vast en klopt ermee op de deur. Drie doffe klappen sterven weg in de stilte van de nacht.
Na een halve minuut gaan de deuren open. Ze zien een fel licht en ze knijpen even met hun ogen. Een warme gloed drijft naar buiten en lokt de drie naar binnen. De deuren vallen met een doffe klap in het slot. De huispiet schrikt voor de zoveelste keer die avond.

Ze komen in een zaal die vol zit met dwergen, geitjes en zelfs een heks. Ineens komt er een enorm lawaai op de Sint en zijn huispiet af. Uit volle borst zingen ze Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht. Sinterklaas beweegt spontaan met zijn armen alsof hij de dirigent is. Na afloop zegt de Sint tegen de huispiet: “Zeg Piet, zorg jij voor wat pepernoten?”
De huispiet kijkt hulpeloos naar de Sint. Hij heeft toch geen strooigoed bij zich?
“O, sorry huispiet. Nou, die pepernoten houden jullie tegoed, maar met wie heb ik allemaal het genoegen?”

Uit de kleine menigte komt een mooie, jonge vrouw naar voren. Ze heeft een lange jurk aan. Haar blonde, lange haren golven als een gouden sluier om haar heen. Op haar hoofd heeft ze een kroontje.
“Hallo Sinterklaas. Welkom in mijn kasteel. De Wolf kent u al. Daar aan de linkerkant zit Roodkapje, met daarnaast Klein Duimpje. Daar ziet u de zeven dwergen en even zoveel geitjes. Aan de andere kant zit de heks. Wees maar niet bang want ze heeft een goede bui vanavond. En daar zit de fakir. Oh ja, op de binnenplaats zit de draak, want binnen was geen plek meer voor onze grote groene schubbenbuik.” De prinses wijst naar de andere kant van de ruimte. De draak steekt zijn hoofd door een enorm raam en brult iets wat lijkt op hallo.

“Tjonge, jonge”, zegt Sinterklaas, “wat een bont gezelschap. Zeg, wat is de reden dat jullie ons door die geheime deur in onze kelder naar jullie bos hebben laten komen? En hoe werkt het eigenlijk? Het lijkt wel tovenarij.”
“Dat is het ook Sinterklaas”, zegt de prinses. “De dwergen hebben van het mooiste en oudste hout die deur getimmerd. Ze hebben ook die koperen sleutel gemaakt, waarin u zich bijna verslikte.”
“Hoe weet je dat?”, vraagt de huispiet, nog steeds een beetje boos.
“Ah, dat is het betere toverwerk. De heks heeft er voor gezorgd dat de deur in jullie kelder zichtbaar was en toegang gaf tot ons bos. Ze heeft ook de sleutel in de soep van Sinterklaas getoverd. Zoals je weet, heeft de heks een glazen bol waarin ze alles kan zien. Bijvoorbeeld dat Sinterklaas zich bijna in een sleutel verslikt, maar ook dat de huispiet stiekem van de versgebakken pepernoten snoept als niemand kijkt.”
Terwijl iedereen begint te lachen, wordt de huispiet rood tot achter zijn oren. Hij verstopt zich snel achter de brede rug van Sinterklaas.
“Kijk Sinterklaas”, zegt de prinses, “we zien als sprookjesfiguren al die gelukkige kinderen die elk jaar lekkers en cadeautjes van u krijgen. Het is ook zo gezellig om bij elkaar te zitten en liedjes te zingen. Vooral als het donker is en de wolf niet meezingt, want hij zingt me toch vals.”
De wolf kijkt beledigd naar de prinses, maar zij trekt zich daar niets van aan.
“Ik begin het te begrijpen”, zegt Sinterklaas. “Nu willen jullie ook graag pepernoten en cadeautjes.”
Iedereen kijkt verwachtingsvol naar de Sint.
“Nou Huispiet, ik denk dat we daar wel iets aan kunnen doen, denk je niet?”
“Eh, ja natuurlijk Sinterklaas.”
“Goed, dat is dan geregeld. Huispiet, help mij onthouden dat ik al deze lieverds in mijn grote boek noteer. Ja, ook de heks.”
Sinterklaas kijkt naar buiten en ziet aan de sterren dat het al diep in de nacht moet zijn.
“Beste prinses. Ik moet nu snel weer terug, maar ik ben te moe om dat hele stuk terug te lopen.”
“Daar weet ik wel iets op, Sinterklaas.” De prinses loopt naar de draak en fluistert iets in zijn oor.

Even later zitten Sinterklaas en de huispiet op de rug van de draak en vliegen door de lucht. De huispiet voelt de wind door zijn haren gaan en houdt zijn armen stevig om de middel van Sinterklaas geklemd. De baard van Sinterklaas kriebelt af en toe in het gezicht van de huispiet, vooral als de wind deze naar achteren blaast.
“Leuk hè huispiet!”, roept Sinterklaas. Huispiet zegt niets en heeft steeds zijn ogen dicht. Ze vliegen boven de bomen. Af en toe brult de draak en als de huispiet zijn handen dan op zijn oren doet, glijdt hij steeds bijna van de rug van de draak af. Snel klemt hij dan weer zijn armen om de middel van Sinterklaas.

De draak begint te dalen en even later staan ze weer bij de houten deur. Deze keer zwaait die met gemak open. Voordat Sinterklaas de kelder van het pietenhuis instapt, zwaait hij naar boven. Naar de draak die weer terug vliegt en naar iedereen die nu in de glazen bol kijkt.

© Marcel Heunks, 2016

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *